verwisselde
- Geluid: verwisselde (hulp, bestand)
- ver·wis·sel·de
vervoeging van |
---|
verwisselen |
verwisselde
- enkelvoud verleden tijd van verwisselen
- Ik verwisselde.
- Jij verwisselde.
- Hij, zij, het verwisselde.
- Ik verwisselde.
- verbogen vorm van verwisseld, voltooid deelwoord van verwisselen