• ver·vluch·tig·de
vervoeging van
vervluchtigen

vervluchtigde

  1. enkelvoud verleden tijd van vervluchtigen
    • Ik vervluchtigde. 
    • Jij vervluchtigde. 
    • Hij, zij, het vervluchtigde. 
  2. verbogen vorm van vervluchtigd, voltooid deelwoord van vervluchtigen