Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·troe·tel·de

Werkwoord

vervoeging van
vertroetelen

vertroetelde

  1. enkelvoud verleden tijd van vertroetelen
    • Ik vertroetelde. 
    • Jij vertroetelde. 
    • Hij, zij, het vertroetelde. 
  2. verbogen vorm van vertroeteld, voltooid deelwoord van vertroetelen