Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·strek

Werkwoord

vervoeging van
verstrekken

verstrek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstrekken
    • Ik verstrek. 
  2. gebiedende wijs van verstrekken
    • Verstrek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstrekken
    • Verstrek je?