Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·stramt

Werkwoord

vervoeging van
verstrammen

verstramt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstrammen
    • Jij verstramt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstrammen
    • Hij verstramt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verstrammen
    • Verstramt!