Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·smoor

Werkwoord

vervoeging van
versmoren

versmoor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versmoren
    • Ik versmoor. 
  2. gebiedende wijs van versmoren
    • Versmoor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versmoren
    • Versmoor je?