Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·slijp

Werkwoord

vervoeging van
verslijpen

verslijp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verslijpen
    • Ik verslijp. 
  2. gebiedende wijs van verslijpen
    • Verslijp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verslijpen
    • Verslijp je?