versleutelde
- ver·sleu·tel·de
vervoeging van |
---|
versleutelen |
versleutelde
- enkelvoud verleden tijd van versleutelen
- Ik versleutelde.
- Jij versleutelde.
- Hij, zij, het versleutelde.
- Ik versleutelde.
- verbogen vorm van versleuteld, voltooid deelwoord van versleutelen
- Het woord versleutelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.