Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·sleep·te

Werkwoord

vervoeging van
verslepen

versleepte

  1. enkelvoud verleden tijd van verslepen
    • Ik versleepte. 
    • Jij versleepte. 
    • Hij, zij, het versleepte. 
  2. verbogen vorm van versleept, voltooid deelwoord van verslepen