verslechterden
- ver·slech·ter·den
vervoeging van |
---|
verslechteren |
verslechterden
- meervoud verleden tijd van verslechteren
- Wij verslechterden.
- Jullie verslechterden.
- Zij verslechterden.
- Wij verslechterden.
vervoeging van |
---|
verslechteren |
verslechterden