Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·sim·pel·de

Werkwoord

vervoeging van
versimpelen

versimpelde

  1. enkelvoud verleden tijd van versimpelen
    • Ik versimpelde. 
    • Jij versimpelde. 
    • Hij, zij, het versimpelde. 
  2. verbogen vorm van versimpeld, voltooid deelwoord van versimpelen