versimpel
- ver·sim·pel
vervoeging van |
---|
versimpelen |
versimpel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versimpelen
- Ik versimpel.
- gebiedende wijs van versimpelen
- Versimpel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versimpelen
- Versimpel je?