Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·recht·vaar·digt

Werkwoord

vervoeging van
verrechtvaardigen

verrechtvaardigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrechtvaardigen
    • Jij verrechtvaardigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrechtvaardigen
    • Hij verrechtvaardigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verrechtvaardigen
    • Verrechtvaardigt!