verrechtvaardigt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·recht·vaar·digt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verrechtvaardigen |
verrechtvaardigt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrechtvaardigen
- Jij verrechtvaardigt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrechtvaardigen
- Hij verrechtvaardigt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verrechtvaardigen
- Verrechtvaardigt!