• ver·pandt
vervoeging van
verpanden

verpandt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verpanden
    • Jij verpandt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verpanden
    • Hij verpandt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verpanden
    • Verpandt!