• ver·overt
vervoeging van
veroveren

verovert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veroveren
    • Jij verovert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veroveren
    • Hij verovert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van veroveren
    • Verovert!