Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·on·ge·luk·te

Werkwoord

vervoeging van
verongelukken

verongelukte

  1. enkelvoud verleden tijd van verongelukken
    • Ik verongelukte. 
    • Jij verongelukte. 
    • Hij, zij, het verongelukte. 
  2. verbogen vorm van verongelukt, voltooid deelwoord van verongelukken