Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·noemt

Werkwoord

vervoeging van
vernoemen

vernoemt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vernoemen
    • Jij vernoemt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vernoemen
    • Hij vernoemt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vernoemen
    • Vernoemt!