Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·noem·de

Werkwoord

vervoeging van
vernoemen

vernoemde

  1. enkelvoud verleden tijd van vernoemen
    • Ik vernoemde. 
    • Jij vernoemde. 
    • Hij, zij, het vernoemde. 
  2. verbogen vorm van vernoemd, voltooid deelwoord van vernoemen