verlijerde
- Geluid: verlijerde (hulp, bestand)
- ver·lij·er·de
vervoeging van |
---|
verlijeren |
verlijerde
- enkelvoud verleden tijd van verlijeren
- Ik verlijerde.
- Jij verlijerde.
- Hij, zij, het verlijerde.
- Ik verlijerde.
- verbogen vorm van verlijerd, voltooid deelwoord van verlijeren