verlijer
- ver·lij·er
vervoeging van |
---|
verlijeren |
verlijer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verlijeren
- Ik verlijer.
- gebiedende wijs van verlijeren
- Verlijer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verlijeren
- Verlijer je?