• ver·jaar
vervoeging van
verjaren

verjaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verjaren
    • Ik verjaar. 
  2. gebiedende wijs van verjaren
    • Verjaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verjaren
    • Verjaar je?