• ver·in·disch
vervoeging van
verindischen

verindisch

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verindischen
    • Ik verindisch. 
  2. gebiedende wijs van verindischen
    • Verindisch! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verindischen
    • Verindisch je?