verhovaardigt
- ver·ho·vaar·digt
vervoeging van |
---|
verhovaardigen |
verhovaardigt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhovaardigen
- Jij verhovaardigt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhovaardigen
- Hij verhovaardigt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verhovaardigen
- Verhovaardigt!