Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ho·vaar·dig·de

Werkwoord

vervoeging van
verhovaardigen

verhovaardigde

  1. enkelvoud verleden tijd van verhovaardigen
    • Ik verhovaardigde. 
    • Jij verhovaardigde. 
    • Hij, zij, het verhovaardigde. 
  2. verbogen vorm van verhovaardigd, voltooid deelwoord van verhovaardigen