Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·hoort

Werkwoord

vervoeging van
verhoren

verhoort

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhoren
    • Jij verhoort. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verhoren
    • Hij verhoort. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verhoren
    • Verhoort!