Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·hoor·de

Werkwoord

vervoeging van
verhoren

verhoorde

  1. enkelvoud verleden tijd van verhoren
    • Ik verhoorde. 
    • Jij verhoorde. 
    • Hij, zij, het verhoorde. 
  2. verbogen vorm van verhoord, voltooid deelwoord van verhoren