verhoerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·hoer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verhoeren |
verhoerde
- enkelvoud verleden tijd van verhoeren
- Ik verhoerde.
- Jij verhoerde.
- Hij, zij, het verhoerde.
- Ik verhoerde.
vervoeging van |
---|
verhoeren |
verhoerde