Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·han·del·de

Werkwoord

vervoeging van
verhandelen

verhandelde

  1. enkelvoud verleden tijd van verhandelen
    • Ik verhandelde. 
    • Jij verhandelde. 
    • Hij, zij, het verhandelde. 
  2. verbogen vorm van verhandeld, voltooid deelwoord van verhandelen