Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ge·noegt

Werkwoord

vervoeging van
vergenoegen

vergenoegt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergenoegen
    • Jij vergenoegt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergenoegen
    • Hij vergenoegt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vergenoegen
    • Vergenoegt!