• ver·fijn·de

verfijnde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verfijnd
vervoeging van
verfijnen

verfijnde

  1. enkelvoud verleden tijd van verfijnen
    • Ik verfijnde. 
    • Jij verfijnde. 
    • Hij, zij, het verfijnde. 
  2. verbogen vorm van verfijnd, voltooid deelwoord van verfijnen