Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·er·ger·de

Werkwoord

vervoeging van
verergeren

verergerde

  1. enkelvoud verleden tijd van verergeren
    • Ik verergerde. 
    • Jij verergerde. 
    • Hij, zij, het verergerde. 
  2. verbogen vorm van verergerd, voltooid deelwoord van verergeren