Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ef·fen·de

Werkwoord

vervoeging van
vereffenen

vereffende

  1. enkelvoud verleden tijd van vereffenen
    • Ik vereffende. 
    • Jij vereffende. 
    • Hij, zij, het vereffende. 
  2. verbogen vorm van vereffend, voltooid deelwoord van vereffenen