verduidelijk
- ver·dui·de·lijk
vervoeging van |
---|
verduidelijken |
verduidelijk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verduidelijken
- Ik verduidelijk.
- gebiedende wijs van verduidelijken
- Verduidelijk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verduidelijken
- Verduidelijk je?