• ver·dok·tert
vervoeging van
verdokteren

verdoktert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdokteren
    • Jij verdoktert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdokteren
    • Hij verdoktert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verdokteren
    • Verdoktert!