Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·blaas

Werkwoord

vervoeging van
verblazen

verblaas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verblazen
    • Ik verblaas. 
  2. gebiedende wijs van verblazen
    • Verblaas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verblazen
    • Verblaas je? 

Gangbaarheid