Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·armt

Werkwoord

vervoeging van
verarmen

verarmt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verarmen
    • Jij verarmt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verarmen
    • Hij verarmt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verarmen
    • Verarmt!