• ver·af·schuw·de
vervoeging van
verafschuwen

verafschuwde

  1. enkelvoud verleden tijd van verafschuwen
    • Ik verafschuwde. 
    • Jij verafschuwde. 
    • Hij, zij, het verafschuwde. 
  2. verbogen vorm van verafschuwd, voltooid deelwoord van verafschuwen