velta
- vel·ta
Naar frequentie | 87765 |
---|
velta
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van velte
velta
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van velte
velta
- voltooid (verleden) deelwoord van velte
velta
- nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van velte
- vel·ta
- Betekenissen: kantelen, omslaan, over de kop slaan, vallen
velta
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast velte, zie aldaar
- Betekenissen: kantelen, omslaan, over de kop slaan, vallen; (figuurlijk): omgooien, omverwerpen
velta
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast velte, zie aldaar
velta
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van velte
velta
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van velte
velta
- voltooid (verleden) deelwoord van velte
velta
- gebiedende wijs van velte