vatte
- vat·te
vervoeging van |
---|
vatten |
vatte
- enkelvoud verleden tijd van vatten
- Ik vatte.
- Jij vatte.
- Hij, zij, het vatte.
- Ik vatte.
- aanvoegende wijs van vatten
- Het woord vatte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
vatten |
vatte