Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
vaslê
vasgelê
volledig

Werkwoord

vaslê

  1. vastleggen, vestigen
    «Pous Hilarius het die werk van sy voorganger en mentor Pous Leo I om die oppermag van die biskop van Rome in die Rooms-Katolieke Kerk vas te , voortgesit.»
    Paus Hilarius heeft het werk van zijn voorganger en mentor Paus Leo I om de oppermacht van de bisschop van Rome over de Rooms-Katholieke Kerk te vestigen, voortgezet.