vaser
- va·ser
Naar frequentie | 32208 |
---|
vaser
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van vase
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vaser |
vasais |
vasé |
eerste groep | volledig |
vaser
- onpersoonlijk, (argot) (heftig) regenen