vanzelfsprekenders

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  vanzelfsprekenders    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• van·zelf·spre·ken·ders

Bijvoeglijk naamwoord

vanzelfsprekenders

1. partitief van de vergrotende trap van vanzelfsprekend

   • Dat is iets vanzelfsprekenders... 

Gangbaarheid

• Het woord vanzelfsprekenders staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.