vaderde
- va·der·de
vervoeging van |
---|
vaderen |
vaderde
- enkelvoud verleden tijd van vaderen
- Ik vaderde.
- Jij vaderde.
- Hij, zij, het vaderde.
- Ik vaderde.
- Het woord vaderde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
vaderen |
vaderde