enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  véhicule     le véhicule     véhicules     les véhicules  

véhicule m

  1. voertuig
vervoeging van
véhiculer

véhicule

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van véhiculer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van véhiculer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van véhiculer