• vå·get
Naar frequentie 5718

våget

  1. zwakke verbuiging aantonende wijs bedrijvende vorm van våge

har våget

  1. zwakke verbuiging voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van våge

våget

  1. zwakke verbuiging voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van våge

våget

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van våg


  • vå·get

våget

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van våg