våget
- vå·get
Naar frequentie | 5718 |
---|
våget
- zwakke verbuiging aantonende wijs bedrijvende vorm van våge
har våget
- zwakke verbuiging voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van våge
våget
- zwakke verbuiging voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van våge
våget
- nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van våg
- vå·get
våget
- nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van våg