uitvoerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·voer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitvoeren |
uitvoerde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitvoeren
- ... dat ik uitvoerde.
- ... dat jij uitvoerde.
- ... dat hij, zij, het uitvoerde.
- ... dat ik uitvoerde.