uitstraalt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitstraalt (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·straalt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitstralen |
uitstraalt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstralen
- ... dat jij uitstraalt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstralen
- ... dat hij uitstraalt.