• uit·on·der·han·delt
vervoeging van
uitonderhandelen

uitonderhandelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitonderhandelen
    • ... dat jij uitonderhandelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitonderhandelen
    • ... dat hij uitonderhandelt.