uitklaarde
- Geluid: uitklaarde (hulp, bestand)
- uit·klaar·de
vervoeging van |
---|
uitklaren |
uitklaarde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitklaren
- ... dat ik uitklaarde.
- ... dat jij uitklaarde.
- ... dat hij, zij, het uitklaarde.
- ... dat ik uitklaarde.
- Het woord uitklaarde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.