uitcijfer
- uit·cij·fer
vervoeging van |
---|
uitcijferen |
uitcijfer
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitcijferen
- ... dat ik uitcijfer.
- Het woord uitcijfer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.